Voor me zit Wieke, een vrouw met een brede glimlach en een Limburgs accent. Ze is een van de deelnemers tijdens een tweedaagse groepssessie met als thema perfectionisme. Tijdens het voorstelrondje zet ze zich direct stevig neer, ze pakt als eerste het woord en stelt zichzelf zelfverzekerd voor. Maar als ze vertelt waarom ze hier vandaag is, horen we ook de barstjes in haar stoere houding. Ze vertelt hoeveel last ze heeft van haar perfectionisme. Hoe ze binnenkort gaat skiën met het hele gezin. En hoe ze dan voor haar man en haar drie kinderen alles tot in de puntjes regelt, de koffers pakt. Daar vaak tot op het laatste moment mee bezig is. En dan ook nog de hele reis alleen achter het stuur zit.
‘Waarom alleen achter het stuur?’ vraag ik haar, ‘heeft je man geen rijbewijs?’
Ze schudt haar hoofd. ‘Dat is het niet, hij kan prima rijden, maar ik vertrouw hem dat niet toe. Ik wil overal de controle over houden.’ Ze lacht een harde en hoge lach. ‘Ja stom hè, maar ja, zo doet ik dat nou eenmaal.’
Al tijdens het kennismaken laat ze me direct iets zien van hoe zij het leven aanpakt. Ze maakt zich groot, neemt de leiding en loopt over van verantwoordelijkheidsgevoel. Daarnaast plakt ze op alles een grote glimlach en een schaterlach, en het liefst deelt ze zichzelf daarbij ook nog een subtiele tik uit, door sarcastische grapjes over haar issues te maken.
‘Wat zal je moe zijn’, zeg ik met een zachte stem. Wieke kijkt me aan en voor het eerst zie ik wat kwetsbaarheid in haar ogen. ‘Ja’, zegt ze, ‘ik kan niet meer’. Dat deze vrouw zichzelf nooit de ruimte geeft om uit te rusten is me inmiddels duidelijk. Ik wil haar graag een ervaring geven. Om haar aan de ene kant te laten voelen hoe het is om even niks te hoeven en op iemand anders te leunen en aan de andere kant ook welke proteststemmen in haar omhoog komen als ze zichzelf dat toestaat. Maar de oefening die ik in mijn hoofd heb, is best een beetje, na ja, laten we het bijzonder noemen. Ik weet dat de meeste deelnemers die voor me zitten nog niet eerder sessies voor hun persoonlijke ontwikkeling hebben gevolgd en vaak een puur cognitieve benadering van de onderwerpen verwachten. Mocht Wieke niet willen meewerken, stimuleert dit de andere deelnemers ook niet bepaald om zich open te stellen. Daarnaast, we zijn nog geen uur op weg in de dag. Ik voel van binnen een aarzeling: wil ik niet te snel? Is er al voldoende veiligheid in de groep om je zo bloot te geven? Tegelijkertijd voel ik de opening, en zou het maar zo kunnen dat dit een schaars goed zal blijken achteraf. Ik besluit mijn eerste gevoel te volgen. Wat is er af en toe moed nodig voor dit werk…..
‘Kom eens zitten?’ Ik klop op mijn benen. Met grote ogen kijkt ze me aan. ‘Op jouw schoot?’ Ik zie aarzeling en alertheid in haar blik, alsof ze direct een inschatting maakt van mijn fysieke draagkracht.
‘Yup, direct een goede oefening om de verantwoordelijkheid volledig bij mij te laten. Je hoort me wel als ik je niet meer kan dragen’, pareer ik haar twijfel. Ze lacht haar bekende lach, staat op en loopt tot mijn verbazing naar me toe. Gelukkig.
‘He Wieke, nou vertel je ons net hoe druk je bent met voor je omgeving zorgen, toch? Dan ben ik wel even benieuwd: wie zorgt er dan eigenlijk voor jou?’ Dat vraag ik haar als ze ietwat ongemakkelijk op mijn school heeft plaatsgenomen.
‘Eh, ja, ik zelf natuurlijk, wie anders?’ schaterlacht ze.
‘Dat lijkt me dan niet zo eerlijk verdeeld, wat jij? En weet je, ook sterke krachtige vrouwen hebben het soms nodig om klein te zijn. Zelfs als je het best zelf kunt dragen, is het fijn als je steun van je omgeving ervaart. Je moet het wel zelf doen in het leven, maar je hoeft het echt niet alleen te doen. En’, zeg ik terwijl ik een hand tussen haar schouderbladen leg, ‘als je zo nu en dan geen steun in de rug aanneemt en het enkel op eigen kracht doet, loop je uiteindelijk leeg.’
Ze zucht diep, ‘ik weet niet anders, ik doe het al mijn hele leven zo.’
Ik geloof haar direct.
Wieke heeft het patroon ontwikkelt waarbij ze zo graag de controle houdt, dat ze alles zelf wil doen. Ze heeft haar kracht, haar doorzettingsvermogen, en dit zijn ook echt kwaliteiten van haar, op de voorgrond gezet. Hiermee is haar kwetsbare kant naar de achtergrond verdwenen. Net zoals het vermogen om om hulp te vragen, of iets aan een ander over te laten.
We hebben allemaal patronen, die ontwikkelen zich vaak al vroeg in ons leven. Het zijn gedragingen die ons vaak ontzettend succesvol maken en die onze identiteit definiëren. We zouden bij wijze van spreken nog liever onze linkerarm missen dan dat we die dingen niet meer zouden mogen of kunnen zijn of doen. Maar we verliezen vaak uit het oog dat dezelfde gedragingen ons net zo hard op onze waffel laten gaan. ‘Dat wat je succesvol maakt, laat je ook struikelen.’ Dit komt omdat we geen vrije keuze meer hebben. We zitten vast in het patroon, waardoor we keer op keer dezelfde handelingsroute kiezen. En we leven de illusie dat als we maar genoeg van onze kwaliteiten inzetten, het dan goed komt. Dus als je het druk hebt en je bijna niet meer kan, ga je nog harder werken en je best doen om alle ballen in de lucht te houden. Dat we op dat moment ook iemand om hulp kunnen vragen, het komt gewoon niet in ons op. En als het wel in ons opkomt vervult het ons met angst, schaamte en schuld. Er zit een oordeel op het gedrag dat we onszelf niet toestaan.
Van binnen hebben we vaak al jong een splitsing gemaakt waarbij we zeggen, dit gedrag mag er wel zijn, en dit gedrag niet. Dit gebeurt natuurlijk meestal onbewust. Bijvoorbeeld omdat we het hiermee veilig voor onszelf maken: als je het gevoel hebt dat er niemand is die voor je klaar staat, is het echt verstandiger op jezelf te gaan vertrouwen. Of omdat we hiermee kopiëren hoe we het voorgeschoteld hebben gekregen en we hiermee trouw zijn aan hoe het hoort volgens ons nest van herkomst: als je ouders enkel naar buiten komen met hun kracht en hun emoties verstoppen, is de kans niet zo groot dat je veel van ze hebt geleerd over hoe je dat doet, emoties uiten.
Wieke heeft deze splitsingen ook gemaakt: wel alleen doen en niet om hulp vragen, wel geven tot je erbij neervalt en niet ontvangen en aannemen van een ander. Wel je kracht en niet je kwetsbaarheid laten zien.
Misschien is het je al opgevallen dat datgene wat we niet inzetten, precies tegengesteld is aan de kwaliteit die we zo graag en dus veel te veel inzetten. Nou dat klopt. Je kan het zien als twee kanten van dezelfde medaille. We noemen dat ook wel een polariteit, of dualiteit. Die twee kanten, dus bv kracht vs kwetsbaarheid, of samen vs alleen, of remmen vs gas geven, die hebben elkaar veel harder nodig dan je misschien zou denken. Sterker nog, wil je niet uit de bocht vliegen, dan heb je ze beide nodig. In het kader van niet uit de bocht vliegen deze metafoor, zou jij in een auto stappen die enkel een gaspedaal heeft en geen rem? Nee natuurlijk niet. En als het je zou overkomen, zou je waarschijnlijk stapvoets over de weg gaan. Waarom? Nou logisch, als je geen goede remmen hebt, is flink gas geven echt gevaarlijk. Auto’s die goed hard kunnen, hebben niet voor niets betere remmen. Vreemd genoeg is dat bij mensen niet zo zonneklaar. Vaak hebben mensen die ontzettend goed zijn in hard gaan, in doorgaan, hup niet opgeven, schouders er onder en doorzetten, juist een behoorlijk slecht ontwikkeld remsysteem. Remmen die aangeven, even een tandje minder, die helpen om rust in te bouwen en op tijd te stoppen.
Om in evenwicht te zijn hebben we beide kanten nodig. Dus denk nu niet dat je je kwaliteit weg moet doen, je zou wel gek zijn. Nee, de kunst is om op zoek te gaan naar de balans door de andere kant van de medaille te leren kennen. Dus als jij een doorzetter bent, ga er dan maar van uit dat je wat te leren hebt over opgeven. En dat levert ook meer informatie op over het patroon waar we in vast zitten. Zo word je je er een stuk bewuster van dat je gas geeft, als je ook af en toe het rempedaal gebruikt.
Als beide kanten van de medaille een plek hebben in ons leven ontstaat er vrijheid en balans. We reageren dan niet enkel instinctief vanuit ons oude patroon, maar kunnen ook zoeken naar het meest passende antwoord voor de situatie. Dan komt er een rotonde met meerdere afslagen. Niet enkel de afslag van doorzetten en harder werken, maar ook een afslag met een bordje hulp vragen, en een met rusten.
Wieke zit nog steeds op mijn schoot, ik voel hoe ze door haar spieren extra aan te spannen voorkomt dat ze echt op me leunt. Nog steeds probeert ze zichzelf te dragen in plaats van zich volledig over te geven, zoals ze altijd gewend is om te doen. ‘Hoe zou het zijn om wat meer gebruik van me te maken?’ Verbaasd kijkt ze om: ‘wat bedoel je?’ ‘Nou’, zeg ik, ‘als je nou eens echt gaat zitten. Je volle gewicht aan me toevertrouwt. En wie weet lukt het je wel om wat tegen me aan te leunen. Anders ben je nog steeds voornamelijk jezelf aan het dragen.’ Beetje bij beetje vertrouwt ze me haar lijf toe. Ik kan voelen hoe spannend het is voor haar, maar ook hoe ze met elke ademhaling iets meer kan ontspannen. ‘Hoe is dit?’ vraag ik haar. Ze slaakt een diepe zucht. ‘Onwennig’ zegt ze. ‘Maar ook wel lekker. Het voelt alsof ik er even niet alleen voor sta.’ Check, oefening geslaagd. Ik ben benieuwd hoe jong Wieke was toen ze besloot het enkel op eigen kracht te gaan doen.
Later op de dag vertel ik de groep over een van mijn eigen diepgewortelde patronen. Ik herken wel wat in het verhaal van Wieke. Ooit was het ook mijn eigen tweede natuur om datgene wat niet goed ging te verstoppen, uit de angst teleur te stellen en niet aan de verwachting te voldoen. Ik was nog jong toen ik besloot mijn sores voor mezelf te houden. Mijn eenzaamheid en verdriet op school door het pesten en buitensluiten, liet ik uit schaamte niet aan mijn ouders zien. Ik had het onterechte idee dat ze al zorgen genoeg hadden. Zorgen over mijn broer bijvoorbeeld, waarvan ik altijd het idee had dat hij hun aandacht meer verdiende dan ik. Ik was per slot van rekening het zonnetje in huis. Jarenlang heb ik met een masker voor gelopen: met mij gaat alles goed, maak je over mij maar geen zorgen. Ik ontwikkelde veel oog voor de noden van mijn omgeving, en had maar weinig oog voor wat er zich in mij afspeelde.
Mijn ogen treffen die van Wieke die heftig knikt. ‘Vertel eens’, moedig ik haar aan. Ze begint, hoe ze er op haar 17e, net na haar HAVO eindexamen, achter komt dat haar broer ernstig ziek is. Door een bloedtransfusie heeft hij het HIV-virus opgelopen. Haar ouders en broer weten dit al enkele tijd, maar ze hebben het voor Wieke verborgen gehouden tot ze haar eindexamen op zak heeft. Nu maken ze haar onderdeel van het grote familiegeheim. Ze doet haar ouders de belofte het aan niemand te vertellen. Want alleen zo, is hun verteld door Maatschappelijk Werk, kan haar broer een normaal leven leiden. Er zijn immers voorbeelden genoeg van mensen die door hun Hiv besmetting uit gemeenschappen verstoten worden.
Wieke begrijpt de urgentie van het geheimhouden en houdt zich voorbeeldig aan die belofte. Ze verstopt haar verdriet, haar angst, haar pijn, achter een masker van kracht en opgewektheid. Ze zet een grote glimlach op en maakt er wat van in het leven. Klagen doet ze nooit. Ik bedoel, wat heeft zij ook te klagen, zij is toch niet ziek. En ook toen de buitenwereld wel deelgenoot werd gemaakt van het geheim van haar broer en hij uiteindelijk overlijdt, houd zij haar masker stevig op. Ze leert zichzelf verdoven met overmatig eten, kettingroken én dwangmatige controle, alles om haar emoties maar niet te hoeven voelen.
Ik kijk naar de vrouw tegenover me en voel hoe groot de stap is die ze vandaag zet. Met haar masker af, in het volle zicht van de groep, vertelt ze eerlijk over de kwetsbare plek in haar. Ze ontroert me.
‘Wil je nog een stapje?’ vraag ik haar.
‘Ik ben er nu toch’, zegt ze. En weer die bekende lach.
Ik denk dat het goed is om Wieke niet alleen te laten snappen wat de impact van deze belofte is geweest op haar leven, maar haar dit door haar hele lijf te laten voelen én haar de kans te geven een eerste stapje te laten zetten in het verbreken van deze belofte. Zo’n ervaring is vaak een belangrijk startpunt om het ook in het echte leven daadwerkelijk anders te gaan doen.
Daarom maak ik maak een familieopstelling waarin ik twee medecursisten als representanten van haar vader en moeder tegenover haar zet. Een representant voor haar broer zet ik in een verre hoek van de kamer neer.
Ze huilt, de tranen stromen over haar wangen als ze haar ouders onder ogen komt en ik haar vraag voor ze te gaan staan met niet alleen haar kracht, maar ook haar kwetsbaarheid.
‘Wordt het niet een keer tijd om je belofte terug te nemen, Wieke?’
Ze knikt.
‘Ik ga je er wat taal voor geven oke? Wil je me nazeggen?’
Ze herhaalt mijn zinnen. Dat ze uit liefde voor haar broer en uit liefde voor hun, als loyale zus en dochter, haar verdriet heeft verstopt en is opgehouden met ze belasten. En dat ze nu, ook uit liefde, en ter ere van haar broer, die belofte terugneemt. Dat ze haar binnenwereld wat meer naar buiten gaat brengen en gaat vertellen hoe het werkelijk met haar gaat. ‘Ik heb ook nodig,’ maakt ze een nieuw besluit. Na afloop is de opluchting van haar gezicht en lijf af te lezen.
We besluiten er een aantal individuele sessies aan vast te plakken. In de weken die volgen zet Wieke gestaag stappen. De opstelling heeft blijvende indruk op haar gemaakt. Alsof er een last van haar afgevallen is. Alsof ze door dit deel van haar geschiedenis vast te pakken, eindelijk kan loslaten.
En met dat loslaten blijft ze oefenen. Vooral in het niet meer nemen van oneigenlijke verantwoordelijkheid heeft ze de smaak te pakken. Haar drie kinderen blijken een stuk zelfstandiger dan ze denkt en ook op haar werk legt ze de verantwoordelijkheid van een boel taken terug waar ze horen.
Ook maakt ze steeds vaker keuzes om zichzelf voorrang te geven. Dus die avonden dat ze zichzelf thuis in duizend bochten wringt om ondanks de verschillende trainingsschema’s iedereen op het juiste moment van een warme gezonde en bij voorkeur ook nog gezellige maaltijd te voorzien limiteert ze tot 1 per week. En als ze een nieuwe directeur krijgt, besluit ze direct een gesprek in te plannen waarin niet alleen zijn, maar ook haar behoeftes en verwachtingen aan bod komen. Steeds vaker vraagt ze zich af: hoe is dit eigenlijk voor mij? Word ik hier blij van? in plaats van dat ze klakkeloos voor iedereen klaar staat.
En dat de wereld gewoon doordraait als zij niet meer overal de controle over heeft, dat weet ze inmiddels zeker.
We plannen een sessie om het traject af te gaan ronden. Als ze binnenkomt zegt ze: ‘Het is mis. Niet met mij. Maar met mijn dochter. Juist nu ik dacht dat ik er was. Ik was zo trots op mezelf.’
Ze vertelt me over haar 15-jarige dochter, over wie ze zich nooit zorgen heeft gemaakt, met wie altijd alles goed ging. Deze dochter blijkt nu angstig, depressief en doet aan automutilatie. Ze is zich wild geschrokken. Ik kijk naar de schijnbaar onbewogen manier waarop ze dit vertelt. ‘De tranen komen nu gewoon niet’ zegt ze, ‘die komen pas als ik alleen ben’. Ik doe mijn best, maar ook mij vertrouwt ze deze sessie haar verdriet niet toe.
En uiteraard ziet ze de spiegeling tussen haarzelf en haar dochter. Jezelf snijden is ook een manier van verdoven, om overweldigende emoties die van binnen zitten te vervangen door meer definieerbare gevoelens, een manier om controle te kunnen houden. Niet zo gek dat haar enige dochter naar haar moeder heeft gekeken en onbewust de conclusie heeft getrokken dat het super belangrijk is om te laten zien dat het goed met je gaat, dat je alles aankan. En dat ze in die 15 jaar niet zo veel heeft geleerd over hoe je op een gezonde manier je emoties kunt uiten, hoe je om hulp kunt vragen en dat je over problemen kunt praten. Dit gaat niet over schuld, there is no one to blame. Als je het zelf ook nooit hebt geleerd, is het verdomd lastig om je kinderen een ander voorbeeld te geven. We geven door wat we hebben gekregen. En zo kunnen patronen generaties lang blijven bestaan.
In het liedje Paris verwoordt Janne Schra het prachtig: We learn how to fly from the ones with broken wings, so it is no surprise that we make their mistakes over and over again.
En nu heeft de dochter, net als haar moeder een half jaar eerder, haar masker laten zakken. ‘Toevallig toch’, zegt ze, ‘net nu het zo goed gaat met mij, barst de bom in mijn gezin.’
Zorgvuldig kies ik mijn woorden, ik heb de waarheid hierover natuurlijk niet in pacht. Het is tenslotte geen scheikundige kettingreactie, waarbij a altijd leidt tot b. Of er een verband is tussen Wieke’s ontwikkeling van de afgelopen maanden of dat het inderdaad toeval is, zullen we nooit zeker weten, maar ik vermoed het eerste. ‘Misschien wel ja’, zeg ik, ‘maar mijn ervaring is ook dat als ouders hun eigen sores aanpakken, kinderen de kans krijgen om tevoorschijn te komen met hun eigen verhaal omdat daar dan ruimte voor komt. En daarnaast heb je haar een prachtig voorbeeld gegeven en haar laten zien wat er onder jouw grote glimlach verborgen zat al die jaren.’
Haar dochter krijgt gelukkig goede professionele hulp. En hoe treurig en pijnlijk de situatie nu ook is, van binnen hoop ik ook het uiteindelijk een cadeau is dat deze jonge vrouw jaren eerder dan haar moeder gaat leren hoe ze moet omgaan met het op een gezonde manier uiten van haar gevoelens.
En Wieke? Wieke praat, met mij, met haar vriendinnen, op haar werk, samen met haar man bij de huisarts, over wat er in haar leven speelt. Nog niet altijd met de tranen die ze van binnen voelt, maar wel met een openheid en kwetsbaarheid die ze een jaar terug niet voor mogelijk had gehouden..
Na een aantal maanden krijg ik een berichtje van haar. Ze schrijft:
Hoi Roos, ik moest vandaag denken aan de groepssessie met opstelling die mij zoveel gebracht heeft. Het kunnen loslaten door het letterlijk vast te pakken, uit te spreken. Heel dankbaar daarvoor 🙏 . Hier gaat het inmiddels een heel stuk beter. Mijn dochter is een soort van ontwaakt na die donkere wintermaanden. Ze heeft regelmatig weer een lach op haar gezicht, maakt plannen voor uitjes met vriendinnen en heeft een klik met haar therapeut die haar inzichten geeft. Ze komt er wel! Groetjes Wieke
Comments