top of page
  • rooswoltering

Je mag mee, over je kleine Ik elke keer weer insluiten

In onze ontwikkeling van klein naar groot laten we vaak een deel van onze kleine ik achter. We rechten onze rug, vertellen onszelf dat we moeten stoppen met aanstellen en geven van binnen straf, een innerlijke tik, als weer iets niet gelukt is. We zijn zelf onze grootste criticaster als we bang of verdrietig zijn, we weer eens te boos zijn geworden of juist over onze grens heen hebben laten gaan. We voelen schaamte of schuld.

En wat ken ik dat zelf ook goed. Voor de continue ontwikkeling als begeleider volg ik zelf ook regelmatig opleidingen. Je kan tenslotte enkel leraar zijn als je ook leerling kan zijn. Zo had ik pas geleden de start van een nieuwe opleiding en ik zag mezelf die dag vol in oude patronen stappen. Mij welkom voelen in een nieuwe groep is vaak een klus geweest. De angst voor afwijzing, om niet oké bevonden te worden, blijft in de onderlaag altijd aanwezig. Ik word me overmatig bewust van mezelf en kijk met hele kritische ogen. Naar binnen én naar buiten.

Vanuit mijn geschiedenis ook niet zo gek. Het gevoel er niet bij te horen op de lagere school. Het pesten, de actieve afwijzing, op de middelbare. Ik ken het dat er over me geroddeld wordt, dat er een soort stille afspraak is dat ik niet mee mag doen, het gevoel dat ik niet pas. Ik zie mezelf nog zitten, daar in Parijs, in een restaurant, op schoolreisje. Ze, de pestkoppen, zitten in de buurt van mij en mijn vriendinnen. Ze krabben met hun handen over hun lijf en in hun haar. ‘Oh, ik heb luizen van dat luizen kind. Heb jij ook zo’n jeuk?’ Als ik langsloop duwen ze hun stoel naar achter zodat ik struikel. Later, weer thuis, zie ik dat ze op de groepsfoto die ik heb gemaakt met hun middelvinger omhoog en hun gezicht afgewend staan. En in plaats van verdriet, of boosheid, voel ik vooral schaamte.

En ondanks dat mijn ouders waarschijnlijk niets liever willen dan mij hierbij helpen, hou ik alles al die schooljaren voor mezelf. Ik vertrouw ze mijn ongelukkig zijn niet toe. Omdat ik ze niet met mijn sores wil belasten. Ik heb het idee dat hun leven op zichzelf al genoeg opgave is. Maar vooral door die diepe schaamte, het is per slot van rekening mijn schuld dat ik niet geaccepteerd word. Dus kruip ik na weer een ellendige dag op school thuis op de bank, onder een dekentje, met een boek om in te verdwijnen.

Het gevoel dat ik niet oké ben is onder mijn huid gaan zitten en het maakt me op mijn hoede in nieuwe groepen. Ik kan me zo bekeken en tegelijkertijd zo niet gezien voelen dat mijn hart op slot gaat en mijn masker voor. Ik verschuil mezelf achter sociale wenselijkheid en uiterlijke perfectie, misschien een vleugje arrogantie. Mijn kin gaat iets de lucht in zoals ik dat vroeger ook deed als ik met mijn blik op oneindig door de schoolgangen liep. Zodat niemand ziet dat ik eigenlijk bang ben.

Loyaal aan hoe dat ik ooit geleerd heb, neem ik op zo’n eerste trainingsdag mijn masker mee naar binnen. Ik hul me in een wolk zelfvertrouwen en ga van binnen onbewust op zoek naar redenen waarom ik er eigenlijk ook helemaal niet bij wil horen, bij al die anderen. Stukken veiliger op die manier, want dat maakt de onvermijdelijke afwijzing minder pijnlijk. Er niet bij horen doet pijn, maar voelt aan de andere kant ook zo vertrouwd, dat wel geaccepteerd worden misschien wel net zo spannend is. Ik reik niet uit naar de begeleiders van de opleiding. Ook naar hen toe presenteer ik mezelf als de zelfverzekerde, tikkie kritische vrouw. Het laatste wat ik doe is vertellen hoe eng ik het vind, in plaats daarvan twijfel ik of ze me wel wat te bieden hebben.

Het mooie aan je eigen patronen in de smiezen hebben is niet dat ze niet meer oppoppen, sommige paadjes moet je duizend keer lopen, maar dat ze zich helder voor je ontvouwen en je steeds sneller, en in het moment, gewaar wordt: ik doe het weer. En die gewaar- of bewustwording is de bron van nieuwe bekwaamheid. Als je duidelijk ziet wat er gebeurt en hoe het gebeurt komt er vrijheid om te handelen.

Zo ook bij mij. Op de fiets naar huis na deze eerste dag, met de stevige en pijnlijke feedback in mijn zak van twee groepsgenoten na een oefening - ‘je doet zo hard je best, dat ik je niet meer geloof’ ‘mij raakte je niet met je verhaal, het voelde niet helemaal echt’ - voel ik de tranen over mijn wangen lopen. Ik merk de behoefte om mezelf streng toe te spreken. Me op mijn donder te geven. Waarom doe ik dan ook zo idioot? Waarom toch altijd die behoefte om mezelf te bewijzen? Zou ik het dan nooit leren? Ik wil naar huis, doen alsof er niets aan de hand is als mijn man vraagt hoe het is geweest, onder een dekentje op de bank gaan liggen en verdwijnen in Netflix.

Maar ik merk ook dat het kleine meisje in mij daar helemaal niks aan heeft. Die wil een arm om zich heen voelen en dik vet getroost worden. Want ook al doet ze het wat onhandig, ze doet ontzettend hard haar best.

Ik weet dat verstoppen me niet gaat helpen en ondanks dat de schaamte met me mee gaat, lukt het me om uit te reiken naar mijn man en een vriendin. Voor een dikke knuffel, maar ook om eerlijk alles over die dag te vertellen, over al mijn arrogantie én al mijn hulpeloosheid. Met een wankel vertrouwen dat ze daarna nog steeds van me zullen houden.

En die feedback, tja, zoals wel vaker, super pijnlijk.. en ontzettend waar (en daardoor waardevol). Oprecht en echt zijn met een masker op, een onmogelijke klus.

We hebben allemaal een kleine meid of jongen in ons die zo nu en dan wat extra liefde nodig heeft. En dat is vaak het laatste wat ze krijgen als we de criticaster aan het woord laten. Die de mond snoeren is nog niet zo één twee drie gedaan, maar het helpt om vanuit een ander perspectief te kijken. Het perspectief van die kleine ik. Om aandacht te hebben voor zijn of haar verhaal, hoe groot of hoe klein ook. Een verhaal dat zo nu en dan even vol gezien en omarmd mag worden, juist om het daarna ook weer te kunnen laten gaan.

De volgende dag, terug op mijn plek in de groep, kan ik al wat beter doorademen. Ik zoek de mensen van de feedback op en vertel ze hoe geraakt ik ben door hun woorden en hoe ze ook gelijk hadden in wat ze zagen. Nu de begeleiders nog, wie weet moet ik ze maar gewoon gaan vertellen hoe ik me voel. Het is het proberen waard besluit ik.

Mijn masker mag weer af, dat kleine meisje is veilig in de aanwezigheid van mijn grote ik en mag gezien worden, door mezelf en door anderen. En doordat ze er mag zijn, hoeft ze er niet meer zo nodig te zijn. En kan ik weer gewoon de vrouw zijn die ik ben, in plaats van een bang meisje.

Bij dat gewaarworden van je oude patronen hoort ook de discipline om ze bij de ballen te pakken, de regie over je oude neigingen te nemen. Bij gedragsverandering van hardnekkige valkuilen, zeker als ze gestuurd worden door angst, is het verstandig om te luisteren naar wat je weet en niet naar wat je voelt. Want juist luisteren naar ons gevoel moedigt aan je oude patronen te volgen. Deze voelen immers vertrouwd en daardoor een stuk veiliger dan iets nieuws uitproberen. Zoals mijn collega Anne van Weeghel het pas nog verwoordde: ‘we kiezen vaak liever bekende ellende, dan onbekend geluk.’ We hebben een behoorlijke dosis moed nodig om juist datgene te doen wat voelt als je reddingsboei loslaten.

Als ik had geluisterd naar mijn gevoel was ik vertrokken. Had ik alle legers om mijn hart opgetrokken en ze de aanval laten openen om de feedback maar niet binnen te laten komen. En had ik vermoedelijk ergens gedacht dat het wel verdomd zielig voor mij was dat mensen wéér niet zagen hoe ik werkelijk ben, iets van drama is mij niet vreemd. Wat zijn we vaak een kei in het ‘organiseren’ van onze eigen ellende.

Nu ik heb geluisterd naar wat ik weet en de regie heb gepakt, heb ik wat afstand genomen, het hier en nu gescheiden van de oude pijn, en wist ik dat de eerste stap bij mij lag. Als ik wil dat mensen mij beoordelen om wie ik werkelijk ben, dan gaat dat niet zonder dat ik mijn masker laten zakken. En de oprechte verwondering die dat regelmatig oplevert, dat ik er wél mag zijn, dat anderen me gewoon mogen, alsof het de normaalste zaak van de wereld is, met diepe teugen inademen.

En natuurlijk moet je daarbij niet voorbij gaan aan je gevoel. Maar in plaats van ernaar te handelen is het beter om de oude pijn van dat kleine kind als een liefhebbende volwassene te verzorgen en vooral: met milde ogen te bekijken.





0 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page